Brussel, 27 februari 2015 - Mobistar verwelkomt de uitspraak van het hof van beroep te Brussel in de zaak die zij samen met Base/KPN Group tegen Proximus heeft aangespannen over misbruikpraktijken van Proximus aangaande tarieven aan het einde van de jaren negentig en het begin van de jaren 2000. De uitspraak van het hof bevestigt dat Proximus in deze periode over een machtspositie beschikte en daarvan mogelijks misbruik maakte op de markt voor mobiele telefonie.
Het hof van beroep wijzigt de opdracht van het deskundigenonderzoek dat de rechtbank van koophandel te Brussel had bevolen en breidt het aantal misbruiken uit die moeten worden onderzocht(1). Het hof verduidelijkt eveneens de methode die daarvoor moet worden gevolgd. Het hof bepaalt voorts dat Proximus de helft van de kosten van het deskundigenonderzoek moet voorschieten. De indiening van het eindverslag is voorzien voor het einde van maart 2016. Het hof van beroep reserveert de begroting van de eventueel geleden schade voor een latere fase.
Korte beschrijving van de feiten
In maart 2004 heeft Mobistar zich aangesloten bij de rechtszaak die Base had ingeleid tegen Proximus wegens misbruik van machtspositie, met name de aanrekening van zeer lage tarieven voor gesprekken tussen de eigen klanten, terwijl (i) hoge lasten aan de andere operatoren werden aangerekend en (ii) zeer hoge tarieven werden aangerekend voor oproepen naar de klanten van haar concurrenten.
In mei 2007 bevestigde de rechtbank van koophandel te Brussel in een tussenvonnis de machtspositie van Proximus op de markt voor mobiele telefonie en de mogelijke misbruiken op deze markt. De rechtbank stelde twee deskundigen aan om het bestaan van wurgprijzen en de mededingingsbeperkende gevolgen van netwerkeffecten te beoordelen en de geleden schade te begroten.
Het deskundigenonderzoek bevolen door de rechtbank van koophandel werd in 2012 stopgezet nadat Proximus om de vervanging van de deskundigen had gevraagd. In 2014 beval de rechtbank een tweede deskundigenonderzoek met nieuwe deskundigen. Deze procedure werd tijdelijk opgeschort in afwachting van de uitspraak van het hof van beroep.
(1) Afgezien van de misbruiken bestaande in de hantering van wurgprijzen en de uitbuiting van netwerkeffecten, moeten eveneens de misbruiken die betrekking hebben op getrouwheidskortingen en afbraakprijzen worden onderzocht.